leeservaringen

Zen en de kunst van het motoronderhoud, Robert M. Pirsigzen8

 

Boeken voor als ik oud ben.

Al decennia heb ik de gewoonte om alleen die boeken te bewaren, die ik zeker wil lezen als ik aan stoel of bed of wat ook gekluisterd ben. (Mijn voorstelling van oud worden). Zo'n gewoonte helpt tegen een uitdijende boekenkast. Wat blijft staan: alles van Duras, van Ingeborg Bachmann, veel van Zhuang Zi, van Pavese, een kleinood van Francesco Biamonti en nog velen meer. 
Lila van Robert M. Pirsig evenals zijn Zen en de kunst van het motoronderhoud zou ik nog meegrissen als mijn huis zou afbranden. Over het boek Lila heb ik een leeservaring geschreven. Het Zenboek heb ik zojuist uit.

 

Waarom ik juist deze beide boeken mee zou grissen?

Ze zijn zowel concreet -man vaart de Hudson af, neemt vrouw Lila aan boord - of vader en zoon maken een motortocht door Amerika. Ze geven beiden een schitterend beeld van het landschap (vriendin Henny is Lila gaan lezen met google earth naast zich op het scherm; ben ik ook gaan doen). Zelf herkende ik het laatste stuk van Zen en de kunst van het motoronderhoud, dat zich afspeelt in Oregon en dan in Noord-Californië. De oceaan nabij en de heuvelruggen nabij. Derde mee-gris-reden: de ikpersoon in beide boeken is een zo onafhankelijk mogelijke denker, ongelooflijk. Ik krijg altijd moed en inzicht als ik het lees, het is zoiets als dat hij altijd uitkomt bij een on-vaststaande visie over ons bestaan. Hij leidt mij hier zo gedegen, gebeiteld haast, dat ik weet dat hier iemand aan het woord is die weet wat hij zegt. En die er op uit is om vanzelfsprekende laag na vanzelfsprekende laag te ontpellen om uit te komen bij??? Nee. Niet bij anarchie, bij chaos. Helemaal niet. Ook daar zegt de ikpersoon iets over. De waarde van (tijdelijke) vaste regels. Nou ja, enfin, hier is een intelligente denker aan het woord die ook nog eens gelijkwaardige waarde hecht aan de uiterste concreetheid van geliefde, zoon, boot, motor, landschap. 

 

Feiten.blz 8

De eerste druk van dit boek was in 1976.
De zesendertigste druk was in 2008.
De oorsponkelijke titel: Zen and the Art of Motorcycle Maintenance, An Inquiry into Values.

 

Opmerking van de schrijver vooraf.

Hetgeen hierna volgt is gebaseerd op werkelijke gebeurtenissen. Hoewel veel is veranderd om redenen van stijl, moet het in zijn essentie beschouwd worden als werkelijkheid. Het moet echter op geen enkele wijze in verband worden gebracht met die grote bron van feitelijke informatie die betrekking heeft op de beoefening van het orthodoxe zenboeddhisme. Het heeft feitelijk ook niet zoveel met motorfietsen te maken. 
Okay, hij begint gelijk met de paradox van de titel. Nee lezer, dit is geen boek over zen en dit is geen boek over motoren.
Voor mij zegt Pirsig hiermee: de werkelijkheid van een boek, de werkelijkheid van het individu onttrekt zich aan elk systeem en aan elke gelijkenis.

 

Chautauqua

Inderdaad, reizen door Amerika is het leukst over de oude autowegen. Ergens ten noorden van Minneapolis begint het boek. Motorrijders ik-figuur met zijn elfjarige zoon Chris en motorrijder John Sutherland met zijn vrouw Sylvia. Ze rijden door een soort nergensland dat om absoluut niets bekendstaat. We hobbbelen voort over het gebarsten beton tussen de lisdodden en stroken weiland. Heerlijk op de motor in plaats van in de afgesloten ruimte van de auto. Wat beoogt dit boek? Ik zou zo graag in de tijd die nu volgt willen spreken over een paar dingen die in mij opkomen.... Wat ik voor ogen heb is een soort Chautauqua, zoals de met tenten rondreizende Chautauqua-shows die vroeger door Amerika trokken, dit Amerika, het gedeelte waar we ons nu bevinden, een ouderwetse reeks populaire praatjes die de bedoeling hadden te stichten en te vermaken,recensente de geest te scherpen en cultuur en inzicht te brengen aan de oren en gedachten van de luisteraar. De Chautauqua's werden verdrongen door de doordravende radio, film en tv; en ik krijg de indruk dat die verandering niet helemaal een verbetering is. Het mag misschien zo zijn dat de stroom van het nationale besef zich nu sneller voortbeweegt en breder is, maar het schijnt veel minder diep te stromen.  John en Sylvia houden niet van de kleppen en assen en sleutels; ze associeren dit met 'ontmenselijkte techniek'. De ik-persoon repareert alles zelf en laat ons hiervan meegenieten in het boek. 'De Boeddha, of God de Vader, zetelt met evenveel gemak in het circuit van een digitale computer of de tandraderen in de versnellingsbak van een motor als op de top van een berg of in de blaadjes van een bloem. Als je er anders over denkt is dat een belediging van de Boeddha - wat neerkomt op het beledigen van jezelf. Dat is waarover ik wilde spreken in deze Chautauqua.  

 

natuurbeschrijving

Zo rijden we dus over de lege weg. Ik zou deze prairies niet willen bezitten, en ze evenmin willen fotograferen, of verandere of er zelfs maar willen stoppen of door blijven rijden. We zijden gewoon over de lege weg.... 
De Hoogvlakte breekt open in opgewaaide en doorsneden duinen. Een en al hel witoplichtend zandgeel. Nergens een sprietje gras. Alleen hier en daar een verdorde onkruidstengel en stenen en zand. ...
Dan klettert de regen zwaar op de weg met een vleug aardgeur die opstijgt uit het stof dat al veel te lang heeft liggen wachten en het stof naast de weg wordt pokdalig door de eerste regendruppels...

 

Vader en zoon

Chris is niet altijd blij met een vader 'die absoluut niet praat als iemand anders.' 
'Een van de jongens in het YMCA-kamp zegt dat hij wel in spoken gelooft.' Tom Witte Beer. Hij zei dat zijn moeder en vader hem hadden gezegd dat hij niet moest geloven dat overledenen als spoken terugkwamen. Maar hij zei dat zijn grootmoeder fluitsterde dat het toch waar was, dus hij gelooft erin.' Hij kijkt mij smekend aan. Hij wil soms echt iets weten. Het is niet goed voor een vader om te schertsen. 'Natuurlijk,' zeg ik, rechtsomkeert makend, 'ik geloof ook in spoken.'
(na een lange hete rit): Ik kijk Chris aan en hij glimlacht. Ik lach ook
(blz 166) Chris schijnt mijn afwezigheid beter te begrijpen dan zij, misschien omdat hij er beter aan gewend is en omdat zijn relatie tot mij van dien aard is dat het hem meer aangaat. Van zijn gezicht lees ik soms zorg of benauwdheid af en ik vraag me dan af waarom, om dan tot de ontdekking te komen dat ik boos ben. Andere keren holt en huppelt hij door het hele huis en ik vraag me af waarom, om dan tot de ontdekking te komen dat het aan mijn goede bui ligt. 
(blz 76) nadat Chris niet wil eten omdat hij weer maagpijn heeft. Hij is er in het verleden onderzocht vanwege zulke heftige pijnen dat niemand hem aan kon raken. 'Afgelopen lente hebben ze bepaald dat het de eerste symptomen zijn van krankzinnigheid.' Daarom heeft de ik-persoon zijn zoon nu meegenomen op de motorvakantie, en niet zijn vrouw.
Gaandeweg het boek wordt duidelijk dat Chris dit niet van een vreemde heeft; de ik-persoon was ooit opgenomen. Hij kent de wereld zowel binnen 'het normale denken' als die daarbuiten. (tegenwoordig slikt hij er een pilletje voor, zie het interview met hem in The Guardian, 2008). blz2 8
Halverwege het boek keren John en Sylvia naar huis terug. (blz 127) Chris en ik hebben na een lange nachtrust vanochtend zorgvuldig de rugzakken ingepakt en nu lopen we al ongeveer een uur tegen de berghelling op. 
Het wordt te zwaar voor Chris en als hij toch door moet bijt hij zijn vader toe: Ik vind deze tocht niet fijn. Helemaal niet leuk. Ik dacht dat het leuk zou zijn. 
Ongewild word ik ook een beetje boos. 'Dat mag dan zo zijn,' antwoord ik, 'maar pas wel op voor je nog eens zoiets zegt.' Ik zie een plotselinge angst opflikkeren in zijn ogen als hij opstaat. 
Verderop kan Chris echt niet verder, hij valt. Zijn vader veracht hem en biedt hem ook aan om beide rugzakken te vervoeren. In de middagboterham heeft Chris geen zin. Hij huilt en blijft huilen. Vader komt tot het machteloze besef, dat de situatie is zoals hij is. Het verzacht hem en hij zegt: 'Ik wilde alleen zeggen dat je mij niets hoeft te bewijzen. Begrijp je dat?'
In de middag begin Chris zelfs dartel te worden, gilt om zijn echo te horen. 's Avonds wordt het ronduit gezellig in de tent. We geven elkaar het pannetje met varkensvlees en bonen steeds weer door en eten om beurten ieder aan een kant. 'Papa, waaraan denk jij toch de hele tijd? Je bent de hele tijd aan het denken.''Ooo... van alles.' 'Waarover?' 'o, over de regen en over wat er mis kan gaan en over dingen in het algemeen.' 'Wat voor dingen?' 'O, hoe het voor jou zal zijn wanneer je volwassen bent.'

 

Vader en zoon (vervolg)

Het boek kan verder dus ook gelezen worden als dialoog tussen vader en zoon. In het laatste hoofdstukken dient zich het heftigste conflict aan van het hele boek. Chris blijft op de grond liggen, wiegen, jammeren. Er volgt een aandoenlijke dialoog op bladzijden493 en 494 waarbij Chris zelfs ineens zijn vader verbijstert door te zeggen 'dat hij altijd wel wist dat zijn vader niet gek was.' Dus hier krijgt de vader zelfs steun van zijn zoon. Ze klauteren weer achterop de motor, a, schitterend laatste hoofdstuk waarbij Chris rechtop gaat staan al rijdende, zich vasthoudende aan zijn vader. Vader vindt het wel een beetje gevaarlijk. Chris: 'Het is zo anders.' 'Wat?' 'Alles. Ik heb nog nooit over je schouders mee kunnen kijken.' 
De zon geeft vreemde en prachtige patronen door de takken heen op het wegdek. Licht en donker flitsen afwisselend door mijn ogen. We nemen een bocht en belanden plotseling weer in de volle zon.
Dat is zo. Ik heb het me nooit gerealiseerd. Hij heeft al die tijd tegen mijn rug zitten staren. 'Wat zie je,' vraag ik.
'Alles is anders.
We duiken weer op een bosje af en hij zegt: 'Ben jij niet bang?'
'Nee, je went eraan.
Na een poosje zegt hij: 'Kan ik ook een motor krijgen wanneer ik oud genoeg ben?
'Wanneer je er goed voor zorgt.'blz3 8
'Wat moet je dan doen?'
'O, erg veel. Je hebt me toch wel eens bezig gezien.'
'Leer jij mij dan alles?'
'Natuurlijk.'
'Is het moeilijk?'
'Niet wanneer je de juiste instelling hebt. De juiste instelling krijgen is moeilijk.'
Enzovoort.

 

Ik-persoon

Zelfs een paar bladzijden uit het boek mee te grissen naar het bejaardentehuis zou al een goed idee zijn. Daar zou ik tijden op kunnen teren. Bijvoorbeeld:
(blz 245) Hij en zijn vrouw kampeerden veel in de bergen. Ze vroeg hem waarom hij de hele tijd zo stil was maar hij kon niet vertellen waarom. Hij was gewoon opgehouden. Wachtend. Op dat ontbrekende ent-kristal van gedachten, dat plotseling alles tot vaste stof zou maken. 
(blz 250) Een paar dagen later stelde hij zelf een definitie op die hij van het bord liet overschrijven voor later. De definitie luidde: 'Kwaliteit is een eigenschap van gedachten en uitspraken die herkend wordt via een gedachteloos proces. Aangezien definities producten zijn van strak, formeel denken, kan kwaliteit niet worden gedefinieerd.'
(blz 299) Werkelijkheid is altijd het moment van visuele waarneming voordat de intellectualisering optreedt. Er is geen andere werkelijkheid. Deze pre-intellectuele werkelijkheid is wat Phaedrus - alterego van de ikfiguur, I.B. -, volgens fijn gevoel correct, had aangewezen als Kwaliteit. Aangezien alle intellectueel aanwijsbare dingen moeten voortkomen uit deze pre-intellectuele werkelijkheid, is Kwaliteit de bron, de oorsprong van alle subjecten en objecten
(blz 357) over monteurs, machinebankwerkers en andere handwerkslieden: Wanneer je zegt dat zij geen kunstenaar zijn, begrijp je niets van de handen8ware aard van de kunst. Ze hebben geduld, hart voor hun werk, en aandacht bij alles wat ze doen, maar er is bovendien sprake van een soort innerlijke gemeodsrust die niet gekunsteld is, maar die voortspruit uit een harmnonische band met het werk, waarbij geen sprake is van leider of volgeling. Het materiaal en de gedachten van de handwerksman wijzigen elkaar in een voortschrijdend proces van geleidelijke veranderingen totdat zijn geest tot rust komt op hetzelfde moment waarop het materiaal goed is. 
(blz 362) waar de ik-figuur nadenkt over zijn uitwisseling met Chris: Soms heb ik, wanneer ik hierover zit te denken, weleens verondersteld dat ht hele idee dat iemands geest voor een ander toegankelijk zou zijn louter illusie is, alleen een manier van zeggen, een veronderstelling die een bepaalde uitwisseling tussen wezensvreemde schepselen plausibel maakt en dat eigenlijk de relatie van de ene mens tot de ander oneidnig onbekend is. De moeite die wordt gedaan om te peilen wat er in andermans gedachten omgaat, zorgt voor een vertekening van wat men ziet. Mij staat geloof ik een situatie voor de geest waarin wat er ook in de ander omgaat, onvervormd aan het licht treedt. 
(blz 488) We nemen een scherpe bocht op een overhangende rots. De oceaan strekt zich eeuwig uit, heel koud en blauw zo ver weg, en hij wekt een vbreemd gevoel van wanhoop op. Kustbewoners weten eigenlijk niet wat de oceaan betekent voor aan het land gekluisterde bewoners van het binnenland - wat voor grote verre droom hij is; een droom die aanwezig is, maar niet wordt gezien in de diepste lagen van het onderbewustzijn, en wanneer zij bij de oceaan komen en de bewuste beelden worden vergeleken met de onderbewuste droom, is er altijd een gevoel van verslagenheid dat ze zo ver gereisd hebben om plotseling tot staan te worden gebracht door een mysterie dat zij nooit kunnen peilen. De bron van alles.

Lees het boek. Ik laat het hier bij. Met een link naar het goede werk van Johannes, de vriend die mij opmerkzaam gemaakt heeft op de twee boeken van Pirsig. 
Twee van de foto's zijn door Theo Jennissen gemaakt.

p.s. 25 april 2017, Robert Pirsig is dood, lees hier in NPR en zie de prachtige foto van Robert Pirsig en zijn zoon Chris.