leeservaringen

Verdriet, dood en geloof, C.S. Lewisdinaacht

 

A grief observed, N.W.Clerk

Onder dit pseudoniem verscheen in 1961 dit boek van C.S. Lewis. Hij wilde het niet onder zijn eigen naam publiceren. Het was hem al te rauw wat hij op papier zette. Ergens heb ik gelezen, dat hij dit verhaal geschreven heeft in de zes weken na de dood van H., zijn echtgenote. Ik zal een link zoeken waar meer over dit boek te vinden is. (Ja, gevonden. Zie de lange prachtige inleiding van de zoon van H. - Douglas H. Gresham - bij het Engelse boek op bladzijde 13 - 25). Zelf beperk ik me tot de prachtige taal van C.S. Lewis. De rauwe rouw. De onbarmhartige ontleding van zijn gevoelens nadat H. gestorven is.

 

Uber die Trauer, Clive S. Lewis

is de uitgave die ik van G. gekregen heb, nadat ik hem had verteld over C.S. Lewis, de man die zo'n indruk had gemaakt op Mikhail Katsnelson en dit was weer de man die ik in 2015 mocht interviewen. Lewis was een oprecht, eerlijk schrijver, zei Katsnelson. G. hoorde het en - 84 jaar en wel - bestelde hij gelijk op internet dit Duitse boekje voor mij. Ik citeer uit dit boek - insel taschenbuch 2581 - uit 1999 het volgende:
'Clive Staples Lewis (1898-1963) behoort tot de grote schrijvers van deze eeuw. Hij was in Oxford en Cambridge professor in de Engelse literatuur van de Middeleeuwen en van de Renaissance. Naast zijn literaire werken, werd hij wereldberoemd met zijn poëtisch-religieuze geschriften.' Zie meer op het onvolprezen wikipedia. 

 

Verdriet, dood en geloof, Nederlandse titel

is eigenlijk niet een titel die met de inhoud klopt. A grief observed klopt helemaal. Lewis is observator van ´a grief´, ´dit verdriet´, ´deze smart´. . Alsof hij zijn eigen psychoanalyticus is, zo laat hij alles in zich opkomen, ziet het onder ogen, schrijft het neer.
Vindt hij het in werkelijkheid zo erg dat H. dood is? Hij was toch ook gelukkig toen er van H. nog geen spoor was. Hij heeft toch, zogezegd, 'mogelijkheden'. Mensen komen toch over zoiets heen. Dan is er plotseling en onverwacht de steek van een brandende herinnering en alle wijze redelijkheid verdwijnt als een mier in het gat van de kachel. We zijn op bladzijde 1 van het verhaal.  
Op bladzijde 2, Niemand heeft mij ooit verteld van de luiheid van verdriet ... Alles is teveel. Scheren zelfs..... Het is duidelijk waarom een eenzaam mens slordig wordt, en ten slotte vuil en weerzinwekkendcoveracht
Vierde bladzijde: nee, Lewis zal nooit meer geloven dat godsdienst de geslachtsdrift vervangt (hij was lang alleen). In die paar jaren hebben H. en ik de liefde als een feest genoten..... Geen uithoekje van hart en lichaam bleef onbevredigd.

 

Schrijven

Maar wat moet ik doen? Ik moet een of ander medicijn hebben, lezen is als middel nu niet sterk genoeg. Door het allemaal neer te schrijven (allemaal? - nee: niet één op de honderd gedachten), geloof ik er enigszins aan te ontsnappen. Zo zou ik het tegenover H. verdedigen. Maar tien tegen één dat zij wel een zwakke plek in deze redenering ontdekken zou. 

 

Afwezig

Waar is H. afwezig? Haar afwezigheid is als de lucht, uitgespreid over ieder ding. Maar nee, dat is niet helemaal juist. Er is één plek waar haar afwezigheid mij als het ware plaatselijk bezoekt, en het is een plek die ik niet kan vermijden. Ik bedoel mijn eigen lichaam. Het was, toen het nog het lichaam was van H.s minnaar, op zo'n andere manier belangrijk. Nu lijkt het een leeg huis

 

Kanker

Een mens ontmoet nooit kanker alleen, of oorlog of ongeluk (of geluk). Je ontmoet alleen elk uur of elk ogenblik dat komt. Een opeenvolging van ups en downs. heel wat slechte momenten als we een goede tijd hebben, heel wat goede als we er het ergst aan toe zijn. Je hoeft nooit de ganse schok op te vangen van wat we noemen 'de zaak zelf'. Dat is een verkeerde naam. De zaak zelf is eenvoudigweg al deze ups en downs bij elkaar; de rest is een naam of een idee. Het is ongelofelijk hoeveel geluk, zelfs hoeveel vrolijkheid we soms samen hadden, zelfs toen alle hoop was opgegeven. Wat hebben we lang en rustig en opbouwend samen gepraat in die laatste nacht!

 

IJzersterke H.

'Alleen naar alleen.' Ze zei het zo te ervaren
Op de bladzijde daarvoor beschrijft Lewis heel helder dat zij zowel geliefden zijn, als allebei zichzelf. En dat ze nu bij deze kanker allebei een eigen proces hebben. Lewis: Al hun ervaringen hebben hen getraind om niet gelijke, maar aanvullende, correlerende, zelfs tegengestelde gevoelens jegens elkaar te hebben. We wisten dat alletwee. Ik had mijn zorgen, niet de hare; zij had de hare, niet de mijne. Nog nooit heb ik zo precies beschreven gezien, hoe mijn partner en ik zijn kanker ervaren hebben. Zoals Lewis zegt: je hebt allebei je eigen proces. Mijn partner: hoe zal mijn einde zijn, hoe laat ik het leven los. Ikzelf: hoe zal het zijn als ik alleen ben na zijn dood. 

 

cirkelsacht

 

Hoofdstuk II

Schrik

De schrijver heeft hoofdstuk I overgelezen en is geschrokken.Uit mijn manier van spreken zou iemand kunnen opmaken, dat de dood van H. vooral belangrijk was voorzover hij met mij te maken had
Hij roept zichzelf tot de orde: Ik moet meer aan H. denken en minder aan mezelf
Maar hoe doe je dat? Als het kostbaarste dat het huwelijk hem gegeven heeft was dit doorlopende samentreffen met iets dat heel dichtbij en heel intiem was en nochtans tezelfdertijd duidelijk anders, zichzelf - in één woord, werkelijkheid.
Of zal de herinnering vanzelf verdwijnen? Dat het niet alreeds bezig is te gebeuren? Langzaam, stil, als sneeuwvlokken - als de kleine vlokjes die beginnen te vallen als het de ganse nacht gaat doorsneeuwen - kleine vlokken van mij, van mijn indrukken, mijn voorkeur blijven liggen op het beeld van haar. De vorm zoals die werkelijk is zal er tenslotte helemaal door bedekt zijn. Tien minuten - tien seconden - van de H. zoals ze in werkelijkheid was, zouden alles kunnen herstellen. En toch, zelfs indien deze tien seconden me waren toegestaan, zoude n de vlokken één seconde later weer beginnen te vallen. De ruige, scherpe, zuiverende werking van haar anders-zijn-dan-ik is weg

Eigenstandig

Het hele boek ademt deze geest: partners zijn zelfstandige wezens die elkaar scherpen. Nu H. dood is, op welke manier scherpt deze ervaring van haar afwezigheid hem nu nog? Wat mij betreft is dit boek zowel een boek voor 'leven als partners' als voor 'leven als de partner dood is'. Feitelijk is het een jubelzang op de mens als eigenstandig wezen. Die - als hij geluk heeft zoals Lewis in zijn latere leven - een geliefde ontmoet die evenzeer, of misschien nog wel meer een eigenstandig wezen is. Het is een lofzang op 'de werkelijkheid van geliefden die allebei eigenstandig zijn', maar dus ook op dit eigenstandig zijn zelf. De eigenstandigheid van Lewis doet hem deze prachtige novelle schrijven. Maar afijn, dit is wellicht een bespiegeling van een al te eigenstandig schrijfster van deze leeservaring.directacht
Nee. Lewis is niet zo flink. Je kunt me vertellen, 'zij is er nog'. Maar mijn hart en lichaam schreeuwen het uit, kom terug, kom terug. Wees een cirkel, raak mijn cirkel in het vlak van moeder Natuur. Het is onmogelijk, ik weet het. Ik weet dat hetgeen ik wil juist precies datgene is dat ik nooit meer kan krijgen. Het vroegere leven, de grappen, samen wat drinken, de discussie, het liefdesspel, de kleine ontroerende doodgewoonheidjes..... En om dat, juist om dát schreeuw ik het uit, met middernachtelijke smeekbeden en lieve woordjes, uitgesproken in de lege lucht

 

Bewustzijn

Lewis de denker. (bladzijde 29) Maar hoe en waarom bloeide (of woekerde) zulk een werkelijkheid hier en daar uit tot het verschrikkelijke fenomeen dat wij bewustzijn noemen?,,,,,Mensen als H., die de waarheid moesten weten tot elke prijs, wilden dat....
Als H. er niet meer is dan is ze er ook nooit geweest. Ik zag een atoomwolk voor een mens aan. Mensen bestaan niet, nu niet en ooit. De dood openbaart de leegte, die er altijd was. Die wij de levenden noemen, zijn gewoonweg degenen die nog niet ontmaskerd zijn
Maar nee (bladzijde 30) Ik zal nooit kunnen geloven - of liever gezegd ik zal het nooit kunnen geloven - dat een samenstel van natuurkundige feiten een vergissing zou zijn of een vergissing zou kunnen maken ten aanzien van andere samenstellingen

 

Rauw verdriet

Het lijkt niet de moeite waard iets aan te vangen. Ik kom niet tot rust. Ik geeuw, ik kan niet stilzitten, ik rook te veel. Tot dit plaatsgreep, had ik altijd te weinig tijd. Nu is er niets anders dan tijd. Bijna alleen maar tijd, lege opeenvolging.  

 

Hoofdstuk III

Eigen smart 

Wat ben ik toch voor een soort minnaar, die almaar met zijn eigen smart bezig is en zo weinig met de hare? Zelfs de zotte schreeuw 'Kom terug' is terwille van mezelf. Ik heb me zelfs nooit afgevraagd of zo'n terugkeer goed voor haar zou zijn

 

H. zien

Dan ineens een heldere gewaarwording. Eerst een betere nachtrust, dan de zon die schijnt na tien klamme dagen, een lichte bries en dan: plotseling, juist op het ogenblik waarop ik het minst om H. treurde, kon ik mij haar het best herinneren. Eigenlijk was het iets (bijna) beters dan herinnering: een directe, onweerlegbare indruk....
Waarom heeft niemand me daarvan ooit iets gezegd? Wat zou ik een ander mens in gelijke omstandigheden gauw verkeerd beoordeeld hebben. Ik zou hebben gezegd 'Ziezo, die is er overheen. Hij heeft zijn vrouw vergeten', terwijl het in werkelijkheid zo is, 'Hij herinnert zich haar beter OMDAt hij er min of meer overheen islijsterbessenacht

 

Verdriet snijdt af

Want, voor zover ik heb ontdekt, hartstochtelijk verdriet verbindt ons niet met de doden, maar snijdt ons van hen af. Dat wordt ons hoe langer hoe duidelijker. Het is juist op deze ogenblikken, wanneer ik het minst mijn smart voel - 'morgens als ik in bad ga is meestal een van die momenten - dat H. mijn geest bestormt in haar volle realiteit, haar eigenheid

 

Vannacht

(bladzijde 55) een bewonderenswaardig program. Jammer genoeg kan het niet uitgevoerd worden - vannacht heeft nieuw verdriet alle poorten van de hel weer geopend; de woorden van waanzin, het bitter berouw, het lichte trillen in de maagstreek, de niet-werkelijkheid als een nachtmerrie, het nat zijn van tranen

 

 Hoofdstuk IV

Laatste schrift

Dit is het vierde - en laatste schrift dat ik in huis heb gevonden; bijna leeg op een paar bladzijden erg oude meetkundesommetjes na. Ik heb besloten, dat daarmee ook de grenzen van mijn notities zijn aangegeven. Ik wil niet beginnen schriften voor dit doel te kopen. Voor zover dit verslag een verdediging was tegen een volledige instorting, een veiligheidsklep, heeft het enig goed gedaan. 
(bladzijde 59) De aantekeningen gingen over mezelf, en over H. en over God. In die volgorde. 

 

H.

Prachtige beschrijving van H. Niet als een zwaard. Ik had het genuanceerder moeten zeggen. Ik had moeten zeggen 'maar ook als een tuin. Als een nest van tuinen, de ene haag binnen de andere, haag binnen haag, steeds intiemer wordend, naarmate je er dieper in doordringt steeds ovevloediger van geurig, vruchtbaar leven.' 

 

Christus

Ik heb Christus nodig, niet iets dat op Hem lijkt. Ik heb H. nodig, niet iets dat op haar lijkt. (bladzijde 64). Niet mijn idee omtrent God, maar God. Niet mijn idee omtrent H., maar H. (bladzijde 67) Ik maak mijn problemen zelf. Ik geloof niet dat God er ook maar iets mee te maken heeft. (bladzijde 68) De Hemel zal onze problemen wel oplossen, maar niet, denk ik, door ons subtiele oplossingen van onze schijnbaar tegenstrijdige vbegrippen voor te toveren. Onze opvattingen zullen ons allemaal uit de hand geslagen worden. We zullen bemerken dat er nooit van enig probleem sprake was. 

 

Amenduitsacht

Prachtig boek van C.S. Lewis. Zoals het Tibetaanse Dodenboek mijns inziens een boek is voor de levenden (om je bewust te worden door welke rituele fasen je zou kunnen gaan als je dood gaat en wat dit betekent voor de levende die het boek leest, namelijk: verander, wees niet bang voor veranderingen, steek geen kop in het zand, leef je leven en dat soort besef), zo is feitelijk dit boek van Lewis een boek voor LEVENDEN. Ik kreeg het boek Uber die Trauer cadeau van de oude man G. Hij dronk het leven tot de laatste slok, met goed bereid eten, met schrijfwerk en denkwerk zolang hij kon, met telefoneren met dierbaren, met lange gesprekken met zijn hulp, die van de weeromstuit zei: 'Meneer, ik ga deze uren ook declareren.' 'Dat is goed,' zei G.

 

n.b. zie ook de leeservaring van Engelmundus Lute over dit boek