Het verhaal van de Waal
(voor Johannes)
Het was zondagmiddag.
Theo was naar huis.
Ik ging wandelen.
Het begon te sneeuwen.
Toen was ik weer thuis.
Eerst keek ik uit het voorraam.
Toen uit het achterraam.
Na een uur was de sneeuw opgehouden.
Ik zag kraaien in de acacia zitten.
Ik hoopte dat ze op zouden vliegen.
Ze vlogen op.