Mukosei! Cees Nooteboom
(een liefdesverhaal)
Twee kleinoden
van liefdesverhalen staan al een half leven in mijn boekenkast: Sicily enough, van Claire Rabe, ooit in Amerika gekocht. En Mokusei!, van Cees Nooteboom. Leuk om deze leeservaring te schrijven op de dag dat ik mijn geliefde heb leren kennen, 19 december. Sicily enough is in 1976 gepubliceerd door Capra Press, Santa Barbara; vier jaar later fietste ik door deze stad; zes jaar later nog een keer. Heb ik het toen daar gekocht? Het papier alleen al is zo prachtig, het lettertype en de beide steenrode lege bladzijden voor- en achterin. Ik kan me bijna de fysieke ervaring van het lezen nog herinneren. Tweede boekje is dus Mokusei, van Cees Nooteboom. Het ene op het hete Sicilië geschreven, met sinaasappelboomgaarden en kleine kinderen en een dorpsplein waar 'hij' 'haar' ziet en aanbiedt om haar rond te rijden over het eiland. Het andere speelt in Japan. Model rijdt fotograaf naar de Fujiberg; achterin de auto liggen de opgevouwen kimono's die zij aan zal moeten trekken als ze poseert. Waar beginnen liefdesgeschiedenissen? Ik ben trouwens nog een kleinood vergeten die mij ook al een half leven vergezelt,
De vervalsing
van Nicolas Born, 1979. Topjournalist Laschen verslaat in Beiroet de militaire en politieke chaos. Thuis is zijn echtgenote Greta. Hier, in Libanon, krijgt hij een verhouding met Ariane. Tedertedertederteder, deze liefdesgeschiedenis temidden van een stad in puin. Goed, andere keer de leeservaringen van Nicolas Born en van Claire Rabe. Wie alvast nieuwsgierig is, kan haar zelfs hier life zien en horen voorlezen uit haar boek, yes, internet is een blessing vandaag. Nu Mokusei
van Cees Nooteboom
Ik zat in de pauze op mijn werk te googelen en moest lachen toen ik las dat deze novelle favoriet is op de leeslijst van middelbare scholieren. Omdat het boekje zo dun is, slechts 61 bladzijden. Hier is de link naar het boekverslag op scholieren.com (ook dat nog, ze hoeven het nog niet eens te lezen, zo uitgebreid is dat verslag). De eerste druk van het boek was in 1982.
Het verhaal is: fotograaf Arnold Pessers heeft de opdracht een foto te maken van een Japanse vrouw in kimono voor de berg Fuji. Hij krijgt een verhouding met het model. Hij probeert zoveel mogelijk opdrachten te krijgen in Japan; elke keer ontmoet hij zijn geliefde. Tussendoor belt hij zich arm. Zijn bankrekening slinkt eveneens enorm door zijn lange verblijven in Japan. Gelukkig voor zijn bankrekening: na vijf jaar maakt zij het uit, omdat ze met een Japanner gaat trouwen. Ook gelukkig misschien voor de zielerust van Pessers; misschien kan hij nu af gaan kicken van zijn verslaving aan haar, zijn grote liefde? Tenslotte gelukkig voor het beeld dat hij - en wij westerlingen met hem - hebben van Japan als zou het een land van 'zuiverheid en zen' zijn. De Japanners zelf weten wel beter en Pessers begint het ook te beseffen.
Het 'nu'
van het boek is het moment dat Pessers voor het laatst de liefde heeft bedreven met haar, Mokusei. Zij slaapt, hij gaat even wandelen en espresso drinken; straks, als hij terug zal komen, zal hij eindelijk een foto van haar maken. De foto die zou kunnen heten 'Après l'amour'. Waarom hij steeds 'even weg moet daarna'?
Met niemand anders in de wereld had hij dat ooit zo ondergaan, dat gevoel van dreiging, de uitdaging van woede en oorlog gepaard aan onverstaanbare liefdesbetuigingen en als bijten vermomd strelen. Maar juist daarom wist hij, was het liefde, liefde die hij wel met bakken over haar wilde uitstorten, waarmee hij het oosterse, andere, gesloten lichaam onder hem, naast hem, boven hem, had willen bestrijken als met een blijvend licht, maar liefde die tegelijkertijd altijd die schaduw had gehouden van een zo vreselijke intensiteit dat hij er bang van werd, terwijl die angst dan weer, hoe wist hij niet, juist de liefde maakte, steeds opnieuw, zijn gevoelens en zijn tederheid opjoeg en aandreef. Daarna kon hij meestal niet slapen, onrust dreef hem de straat op. Hij voelde zich dan weer op een vernederende wijze iemand van een ander ras, iemand van een goedkope, vluchtige, banale mensensoort dat diepe emoties hoe dan ook moest verdrijven met roken, grapjes, anekdotes, small talk, verwijdering. Zo was het ook deze avond. En zo zit hij dus in de espressobar. Bij de
tweede espresso
bedenkt hij dat hij niet op haar gevallen was omdat ze Japanse was, maar vanwege haar 'Japanse IN het Japanse'. Ze heeft geen verwesterde poppenkop (thanks mister Nootenboom) maar een masker onder haar masker, alsof er in haar een oudere laag van volk aanwezig was. Mongolen, Ainus, Kirgiezen, een magische onbekende nomadenstam, een steppeclan die zich in haar had gevestigd waardoor je, als je met haar te maken had, tegelijkertijd te maken kreeg met verloren tijden, met iets dat niet meer bestond en nooit meer terug zou komen. Prachtige beschrijving - wat mij betreft - van liefhebben, van het besef hoe onkenbaar de ander is die onder je handbereik was/is. Toen hij zojuist zei dat hij nog even naar buiten ging, had hij toch nog omgekeken. Zijn blik was dubbel, die van de minnaar en fotograaf. De minnaar wist dat hij nooit had mogen omkijken omdat zij daardoor voor hem verloren zou gaan, de fotograaf vatte des te gretiger het hele beeld in een kader samen: het rijstpapier van de deuren, de panelen.... terwijl er in het midden een leegte was ontstaan waarachter zij als een doemgodin in het midden van de kamer oprees. Pessers,
de fotograaf
blikt terug naar vijf jaar geleden. Hij was naar Japan gekomen voor zoiets banaals als het maken van een reisfolder voor een commercieel instituut. Zijn wereld is de wereld van de folders, de nondescripte bladen die nooit iemand zag.... Hij wist dat hij niet goed genoeg was om zo onafhankelijk te zijn dat hij zin eigen onderwerpen kon kiezen. Evengoed, de 'opdrachtfotograaf' heeft aan de binnenkant van zijn camerakoffer een foto geplakt, die zijn talisman is. 'The prairie on the bank of the Red River, Humphrey Lloyd Hime'. Geknipt uit een pagina uit Zoom. Natuurlijk heb ikzelf deze foto ook gegoogled.
Feitelijk is de aanleiding om dit boek te herlezen deze foto. En nog feitelijker: 10 december sneeuwde het hier, ik liep langs de Waal met mijn camera en op één van de foto's is zo niets te zien behalve een vlak sneeuw, een vlak water en een vlak lucht. Daarom liet ik mijn geliefde de foto van de prairie zien en haalde ik dus de novelle te voorschijn. Goed. Ook al zo'n prachtig gegeven, dat Pessers 'droomt', dat hij wel kan huilen bij een dergelijke foto 'Albumen-silver from a glass negative'. Dat hij zelf het liefst trouwens... stenen zou fotograferen.
Vijf jaar geleden
was hij dus hier voor een platte reisfolder, waarbij vooral om een dame in een kimono tegen de achtergrond van de berg Fuji gevraagd was. Hij gaat naar een modellenagency - samen met zijn vriend De Goede, attaché op de ambassade - en vindt niet wat hij zoekt. Hij zegt: 'I want somebody who is not beautiful.' Na een uur heeft hij zijn model, Satoko. Dit was het model dat hij zocht én.. haar verschijning roept een enorme spanning bij hem op. Hij denkt aan een sneeuwuil als hij haar gezicht ziet.
De volgende dag is ze stipt op tijd bij zijn hotel, met auto en kimono's en met reservering in 'echte' ryokan in Ukai-Toriyama. Ze bereiken de berg. Zij weet wel een goede plek om te beginnen. In een theehuis verwisselt ze haar westerse kleding voor de kimono. Intussen is Pessers al verliefd. Wanneer dat begint, een grote liefde? Een grote liefde, dat onuitspreekbare, van banaliteit vergiftigde ding, begon waarschijnlijk met het verlangen er een te hebben. (prachtige zin). Ze liep het terras op waar een imitatie tempelpoort wachtte op alle amateurfotografen van de wereld. (prachtige zin). De witte top van de Fuji hing boven haar hoofd als de kroon van de sneeuwkoningin, de massa van de berg vloeide over haar schouders en het ellendige, o zo Japanse poortje. Na de fotosessie rijden ze naar het hotel.
I will come later
zegt Pessers. Hij wandelt door de lage heuvels en heeft het gevoel dat zijn ziel, die hij ergens boven de oceaan verloren moest hebben, zich weer langzaam bij hem voegde. Dan voegt hij zich bij haar. Hij ziet dat ze zich had opgesteld voor een foto: Japanse vrouw in kimono, staande in een laag, sober vertrek, met rechts van haar een kakemono waarop één enkele bloem stond afgebeeld. Ze stond roerloos, bevroren, geregisseerd. Hij pakte zijn kleinbeeldcamera en flits en schoot haar op ektachrome, snel en zo ritmisch dat het zachte sissende klikken van de sluiter leek op een tijdsaanduiding. Iets verstreek er, geen seconden, maar fototijd, tijd waarin tijd werd opgeslokt en bewaard. Tijdens het eten bedient ze hem, ze roostert de verse visjes, schenkt in en lacht. Hij komt in een andere wereld. Ze maken samen een kleine wandeling. Een droom. En al die tijd bleef het doorgaan, het beroep, hij bleef kijken, fotograferen met zijn ogen, een waterton, een dwergboom enzovoort. Terug in hun huisje dan 'de gebeurtenis'. Lees zelf maar, bladzijden 48 en 49. Onderaan: Er was iets begonnen dat hem zijn leven lang zou bezighouden.
Vijf jaar
duurt de verhouding tussen Pessers en Mokusei, zoals hij haar noemt. Het is de naam van een plant, die een vreemde zoetige geur verspreidt. Drie namen heeft ze, Sneeuwmasker, Satoko en Mokusei. Ze wil niet met hem mee naar Europa; haar ouders zouden doodgaan als ze haar moesten missen. Tenslotte zal ze dus gaan trouwen, kinderen krijgen en dus moet ze hem niet meer zien. Evengoed zegt ze: I love you. Goed, peinzende Pessers moet de espressobar uit want ze gaan sluiten. Hij zal terug gaan naar zijn slapende geliefde. Morgen zullen ze nog voor de laatste keer naar Ukai-Toriyama gaan en dan is het schluss. Pessers haalt zijn statiefje en een uiterst snelle film uit de koffer, verschikt wat aan het laken en klikt. Bij de zesde of zevende keer wordt ze wakker.
'I don't like it. When I sleep it is not me.'
'Yes, it is you. I know.
'No. When I sleep I have no eyes. I am not blind person.'
Hij gaat naast haar liggen, maar pas tegen de ochtend viel hij in slaap. Hij voelde de warmte van dat lichaam...... En tegelijkertijd besefte hij dat hij niets van haar wist, en dat ook nooit zou weten. Hij had haar open willen breken omhaar geheim te weten of om er op zijn minst achter te komen wat het gevoel kon zijn dat zij voor hem had, als ze er al een had. Prachtig. Ik lust wel pap van dit soort constateringen dat je tegen iemand aan kunt liggen EN dat de ander onkenbaar is.
In de herberg
de volgende dag, hun laatste dag in Ukai-Toriyama, neemt zij het initiatief om te vrijen. Daarna gaat hij zoals gewoonlijk weer 'even wandelen' en als hij terugkeert is zij vertrokken. Eén kommetje rijst wordt opgediend.
Aiku-Wakamatsu, Amsterdam, najaar 1980, Cees Nooteboom.
(in de boekenbijlage van Trouw van afgelopen weekend wordt zijn nieuwste boek zeer positief besproken, Karl Blossfeldt en het oog van Allah.)