Verre Velden, Ton Lemaire
(Essays en excursies 1995-2012)
Ton Lemaire
hield vorig jaar een lezing bij Radbout Universiteit. Wij waren erbij. Prachtige lezing; prachtige vrijheid die Ton Lemaire bij het beantwoorden van vragen ten toon spreidde, bijvoorbeeld om te zeggen dat hij het antwoord schuldig moest blijven omdat hij er nog niet over nagedacht had. Tuurlijk kocht ik het nieuwste boek van hem 'Onder dieren'. Kort daarna kreeg ik van mijn schoonzus een ander boek van Ton Lemaire, Verre velden. Zij heeft tijdens haar antropologiestudie les gehad van Ton Lemaire. Zij en ik waren het er over eens dat hij ontzettend lijkt op mijn overleden partner, haar broer dus. Dat hadden we bij de lezing ook al geconstateerd, de eetgroep van Jan en ikzelf. Ongelooflijk, zowel in gezicht en in gestalte alsook in de combinatie van boeren/denken. Deze treffende overeenkomst is een onderdeel van mijn 'gegrepenheid' door Ton Lemaire. Misschien kun je het ook anders zeggen: de tijdsgeest van 'terugkeren naar de eenvoud van buiten en boeren en handwerk EVENALS onverminderd proberen het bestaan te doorgronden met je geest'; deze combinatie hing in de lucht in de jaren zestig/zeventig en de types mens die Ton Lemaire en Jan Meurs waren, zijn hier een totale uitdrukking van. Goed, genoeg hierover. Het boek Onder dieren ga ik een andere keer bespreken, nu Verre velden.
(de twee foto's van Jan Meurs zijn gemaakt door Els Berendts)
Veldwerk
Ton Lemaire schreef in 2013 in de inleiding van Verre velden: 'Veldwerk' is onderzoek dat een bioloog, geoloog, geograaf en ook een archeoloog, antropoloog en linguïst verrichten niet in het laboratorium of achter hun bureau maar 'in het veld', dus buiten in de natuur, in een landschap, ter plaatse bij een bevolking. Lijfelijke aanwezigheid in het veld levert kennis op die aan de basis ligt van diverse wetenschappen, maar die kennis is wel opgenomen in wijdere velden en samenhangen.
De eerste twee hoofdstukken uit het boek - Gedenk de dingen, beschouwingen bij een gedicht van Rilke en De bloei van de roos - sla ik over. Ik ga naar hoofdstuk III
Braakliggen.
Braakliggen wordt primair gezegd van een stuk land waarop landbouw wordt beoefend maar dat tijdelijk geen gewas heeft en dus geen vrucht draagt. Het is een praktijk uit de traditionele landbouw om elk jaar een deel van het land braak te laten liggen en zo de bodem de gelegenheid te bieden om zijn vruchtbaarheid te herstellen. Met de opkomst van de chemische industrie en van de kunstmest is deze praktijk 'niet meer nodig' en is 'braakliggen' verleden tijd, alles wordt op en top gebruikt (zeg maar opgebruikt, zie mijn leeservaring van The One-straw Revolution). Ton Lemaire constateert een soortgelijke ontwikkeling ten aanzien van 'lege tijd, ledigheid, luieren' in het leven van de mens. Deze tijd is in de negentiende eeuw met het zegevierende kapitalisme in de verdomhoek geraakt. In het marxisme wordt arbeid een soort demiurg die alles schept en tenslotte de 'verlossing' zal mogelijk maken in een vrije maatschappij zonder uitbuiting. (Gelukkig had Marx een schoonzoon, Lafargue, die in 1883 pleitte voor 'het recht op luiheid en die radicaal de zaligverklaring van de arbeid in de socialistische beweging bekritiseerde.) Maar, zullen we zeggen, we hebben toch nu ook meer vrije tijd dan vroeger? Volgens Ton Lemaire werkt het kapitalisme toch door in onze vrije tijd: zij maakt steeds meer producten die wij in onze vrije tijd 'moeten' gebruiken. Zo kunnen we naar verre bestemmingen waar we 'authentieke' dingen en gebeurtenissen meemaken. Voor de welgestelde zijn er meer geïndividualiseerde verblijven op de laatste 'ongerepte' stranden van de Stille Zuidzee of in de weinige wildernissen op de planeet die nog over zijn, enfin, we kennen het allemaal. Jammer dat het 'braakliggen' zowel in de landbouw als in de cultuur verdwenen is. Leegte, leegheid, stilte zijn de 'humus' van ons bestaan waarin ons leven zou kunnen wortelen. Ga eens te voet. Loop eens om, zoals Ton Lemaire het deed toen hij vastliep bij het schrijven, een lange wandeling ging maken en aan niks speciaals dacht. Zo is dit hoofdstuk niet alleen een eerbetoon aan de braak, maar zelfs de vrucht ervan.
Hoofdstuk IV heet Sprokkelenderwijs
Dit hoofdstuk was voor mij - geboren op Achterhoekse boerderij van een hectare of 6, 7 - een eye-opener: gemeenschappelijk bezit van de grond was normaal in de geschiedenis van de mensheid; privébezit is vrij recent te noemen. Ton Lemaire laat zien dat tot in de negentiende eeuw bossen en velden voor een groot deel gemeenschappelijk bezit waren. Iedereen sprokkelde er hout voor de kachel, zocht paddestoelen, tapte berkensap af, plukte bessen, hield op de 'common' een paar koeien, schapen of varkens. Het proces van onteigening van de gemeenschappelijke gronden heeft zich het vroegst en meest dramatisch in Engeland voorgedaan; al begonnen in de vijftiende eeuw ging dit door tot in de negentiende eeuw. Toen werden de zogenaamde 'enclosures' (insluitingen, omheiningen) voltooid zodat bijna de helft van het bewerkbare land in handen was gekomen van kloosters, landadel en rijke burgers. Deze eigenden zich de vroegere 'commons'toe door ze te omheinen en er schapen te gaan houden; de kleine boeren werden er uitgesloten. Gevolg: transformatie van arm geworden boeren in louter arbeidskracht, individuën zonder grond. Een agrarisch proletariaat dat een van de voorwaarden was voor het opstarten van de industriële revolutie. Kapitalisme is individualisme is verdwijning van communaal (grond)bezit. In Frankrijk maakte de revolutie inderdaad een einde aan de feodale orde, maar de republiek had geld nodig, verkocht dus veel land, DUS aan de grote boeren en aan rijke burgers. Ook hier dus verdwijnen van de 'communaux'. Wat brengt mensen er eigenlijk toe om zich dingen toe te eigenen en dus af te zonderen van de toestand van niet-verdeeldheid, van gemeenheid? Volgens sommigen door inbezitname, dus het recht van de eerste bewoner, volgens aderen door arbeid die erin gestoken is, volgens weer andere door geweld of oorlog, dus het 'recht' van de sterkste.
Omheiningen, ook al zoiets dat in mijn ogen 'normaal' is, maar dat feitelijk ook pas heel recent is. Prikkeldraad werd in 1875 in de VS uitgevonden en het kende een snelle verspreiding daar, vooral in het Midden-Westen. Daar konden met de nieuwe vinding sneller en efficiënter de uitgestrekte gronden worden verdeeld, waar de indianen zwierven die door de kolonisten en soldaten waren verjaagd. De toe-eigening door individuele veeboeren en graanboeren werd er zeer door bevorderd. In Europa had de introductie van het prikkeldraad rampzalig effect op het landschap en op de natuur. Want vele duizenden kilometers heggen en hagen werden vervangen door de ijzeren doorns en de draden, een ecologische verarming van jewelste en een ontnuchtering van de ruimte. De landschappen zijn opgedeeld en verkaveld; overzichtelijk toegankelijk voor machines en beheersbaar, gevangen binnen harde omheiningen. (Het 'rikkenen' was vroeger een prettig werkje voor opa's en vaders in het vroege voorjaar; de eerste leeuweriken lieten zich horen; elke tijd zijn eigen genoegens dus.) De ontnuchtering gaat nog even door. Hoeveel gronden in Afrika en Latijns-Amerika zijn opgekocht door buitenlandse bedrijven die er grootschalig landbouwgewassen telen? Hoeveel tropische wouden - befaamd vanwege hun biodiversiteit en rijkdom aan potentieel geneeskrachtige planten - zijn doelwit van vooral Amerikaanse multinationals die monopolie pogen te verkrijgen over de genetische rijkdom?
Het moderne sprokkelen komt ook aan de orde in dit hoofdstuk. Armen die leven van wat er op vuilnisbelten ligt, weggeefwinkels, hergebruikwinkels, voedselbanken (Lemaire wijst nog op de film van geweldige regisseuse Agnes Varda: Les glaneurs et la glaneuze) en... het moderne sprokkelen op internet waarvoor je je huis niet meer uit hoeft. Of dit 'commons' is/blijft of 'enclosures', de toekomst zal het leren.
Korenvelden
Wanneer zeg je ´koren´ en wanneer zeg je ´graan´? Beide woorden zijn verwant met het Latijnse 'granum'(korrel, graan). Koren is zowel verzamelnaam voor alle granen, als naam voor het graan dat in de streek het meest groeit (kleigrond tarwe, zandgrond rogge, Eng. corn is tarwe, Schotse corn is haver, Am corn is maïs). Een graankorrel stop je in de grond (in het duister), deze ontkiemt, wordt tot plant en brengt veelvoudig zaad voor. Hier kan de mens zich weer mee voeden. Koren is zelfs het hoofdvoedingsmiddel. Het speelt dan ook een grote rol in de mythologie. De Grieken en Romeinen kennen Demeter/Ceres, de godin van de vruchtbaarheid. Egypte kent Osiris. In de bijbel heeft Jezus het over de graankorrel die moet sterven om vrucht voort te brengen.
Sinds de landbouw moderniseerde in de afgelopen eeuwen, verdwijnt de ervaring van de kosmische samenhang tussen mens en aarde maar, aldus Ton Lemaire, wat verdwijnt wordt aan de andere kant weer gecompenseerd in kunst en literatuur. Vanaf het midden van de negentiende eeuw worden er schilderijen gemaakt en poëzie geschreven over korenvelden. Zomerse rijpe korenvelden, met sommige doeken van Van Gogh wellicht als hoogtepunt. Korenveld met kraaien, 1890, is zijn laatste schilderij. Enkele weken daarna heeft hij zich in de uitgestrekte korenvelden rond Auvers in de borst geschoten en is na ruim een dag gestorven. Zijn vele beelden van het zomerse koren ademen soms de stemming van een pastorale, maar vaak vernemen we er de tonen in van het 'dies irae, dies illa'. (Dies irae, dies illa, sovet saeclum in favilla = Dag des oordeels, dag des Heren, alles zal tot as verteren). In het boek volgen dan een zes prachtige afbeeldingen van koren. Wie zin heeft kan ook nog door mijn bladzijden 'Happy walking in the grain' dwalen. Zelf kan ik nog iets toevoegen over 'koren' op schilderijen, Ton Lemaire. Vroeger waren de graanvelden hoog. Sinds de helft van de vorige eeuw, (sinds de introductie van kunstmest en bestrijdingsmiddelen) zijn de granen korter geworden. De zaadveredeling 'maakte' meer opbrengende granen en die meeropbrengst kan alleen maar gedragen worden door een kortere stengel. Dus vandaar die iele tarwevelden van tegenwoordig. Rogge (en deels ook spelt) is deze dans ontsprongen; zij zijn nog niet op die manier veredeld, dus ze dragen de aren nog trots hoog. Dit geldt ook voor velden waar oude tarwerassen geteeld worden (zoals de witte emmer, hiernaast).
Aren lezen,
was een recht van de armen vroeger. Het is een prachtig hoofdstuk in Verre velden. Natuurlijk begint het met het verhaal van Ruth, de Moabitische vrouw die weduwe is geworden, die met haar schoonmoeder naar Israël gaat en die daar op het land van Boaz aren leest (in 1 dag 30 kilo gerst). Boaz trouwt met haar en Ruth zal de overgrootmoeder van de latere koning David worden. Lees verder maar zelf. Ik geef nog even een link naar Grada Gootjes, die het prachtige lied van Ruth en haar schoonmoeder hier zingt. Grada's dochter begeleidt haar.
Ik sla de hoofdstukken Archeologie en de verstoring van het landschap en: In Araucanië en: Filosoferen tussen kritiek en desillusie over. Eén zin uit laatstgenoemd hoofdstuk: (over filosofie): Het gaat om een odyssee van de geest zonder einde, steeds zoekend en strevend naar zowel kennis van de wereld als zelfkennis. Dit vind ik een mooie zin, die Ton Lemaire in praktijk brengt al schrijvende; mij neemt hij in elk geval mee door zijn stijl. En ik begrijp nu eindelijk de 'Frankfurter Schule' en Horkheimer is het tegendeel van een hork.Okay, door naar het laatste hoofdstuk
In de ban van het boek
Lemaire was fervent lezer, maar was eveneens als veertienjarige op een bepaald moment 'overwelmd' toen hij buiten het raam het landschap zag (en dus even niet meer las). Een vooruitwijzing naar de laatste zin van dit boek (wait a moment). Wij kunnen ons niet meer voorstellen dat er ooit een mensenwereld was zonder lettertekens, zonder alleenheerschappij van 'uit het hoofd', van de oraal overgeleverde scheppingsmythen. De opmars van het schrift heeft op weerstand gestuit, sommige esoterische inwijdingen gebeurden alleen mondeling. En, zegt een verhaal van Socrates, later opgetekend door Plato: Men zal voortaan zich de dingen herinneren van buitenaf, door de tekens ervan, en niet van binnenuit dankzij de dingen zelf. En de kennis die men dankzij het schrift opdoet, is een schijnbare kennis. Zo is het. Schopenhauer zei veel later: boekenkennis is kennis 'van andermans hoofd'. Volgens Lemaire was Schopenhauer een genie, iemand die wellicht zelfstandig kon denken (ondanks alles wat hij had gelezen). In deel 7: tekst en intertekst, de vraag: Kunnen mensen ooit de reikwijdte en grenzen van ons eigen taalsysteem overstijgen oftewel zijn wij in staat om de werkelijkheid direct, zonder de bril van de taal, te kunnen waarnemen? Bestaat er zoiets als een 'common', een rijk intersubjectief en intertekstueel veld waaruit we allemaal vrij uit putten? Ton Lemaire schrijft dat hijzelf vaak heen en weer geslingerd is tussen de aantrekkingskracht van het boek en het besef dat hij de ban van boek en tekst moest verbreken om door te kunnen dringen tot de wereld zélf, om het eigen gewicht van de dingen te kunnen voelen.
Laatste zin van dit prachtige boek: Ik ben een buitenmens geworden maar ik ben ook blijven lezen. En daarmee ben ik eigenlijk wel tevreden.
p.s. Wie in de sferen van de graanvelden van 1930 wil komen, bekijk op youtube deze film, Engels ondertiteld: https://youtu.be/fInaSOtpqE0 Volgens Tarkovski One of the most beautiful and meaningful films in cinema history
Hier met meer uitleg; hier ook de link naar de film.