leeservaringen

Nestiezern Centraal, Hans de Beukelaer, Hans Boerrigterboekenwijn

Een beeld van het dagelijks leven in de buurtschap IJzerlo

 

Mooiste zin van het boek

De IJzerloërs zijn heel creatief. Volgens buitenstaanders kunnen ze in de buurtschap tussen Aalten en Dinxperlo 'van een luciferdoosje  al een toneelstuk maken'.

 

 

 

IJzerlo

is een van de zeven buurtschappen die de gemeente Aalten kent. Mijn oma - Hendrika Westerveld - is daar in 1883 geboren. Mijn opa - Evert Jan Berentschot - moest daar timmerwerk doen in de buurt, zo boterleerde hij mijn oma kennen. In de verkeringstijd bracht hij haar uiteraard weer netjes naar huis, vanaf Halle naar IJzerlo. Hij moest dan weer in z'n eentje terug en soms was het carbid dan op. In mijn herinnering vertelde hij dat hij dan in de sloot ging slapen tot het licht werd, maar mijn herinnering kan vertekend zijn en mijn opa vertelde graag sterke verhalen. Hoe dan ook, toen ik ergens (sorry Hans, ik weet niet meer waar) las dat dit boek bestond, ben ik het onmiddellijk gaan kopen. En Stien en Dick Siebelink hebben meegedaan met mijn boek Zuivel van ver & dichtbij, ik had hun verhaal in Nestiezern Centraal zien staan en zo heeft Stien het boterrecept voor het boek geleverd en zijn Stien en Dick in de fotostudio in Apeldoorn vereeuwigd. 

 

De taal alleen al

Hans de Beukelaer moet wel een goede interviewer zijn en vervolgens een goed schrijver. Hij krijgt mensen echt aan de praat, bv Arjan van Lochem die blij is dat hij boer is, die blij is dat zijn broers en zuster het goed vonden dat het bedrijf verder ging en dus 'het geld er in lieten zitten', die in Horst op school gezeten heeft, door Duitsland terugreed en was  'wanneer ik bij Rees de brug over de Rijn was gepasseerd, weer helemaal thuis.' Een andere boer, Henk Jan Winkelhorst, hoeft niet zozeer naar het buitenland, maar rijdt elk jaar als ze op vakantie zijn door de polder. 'Daar zie je bedrijven waar ik mijn vingers bij af lik. Mooie rechte percelen.'  

 

Vroeger

was IJzerlo een verzameling boerderijen in een fraai essenlandschap. De IJzerlose es - d'n Es te Iserlo - strekt zich uit tussen Aalten en Dinxperlo. IJzerlo wordt voor het eerst genoemd in 1357, maar vermoedelijk woonden hier tussen de zesde en tiende eeuw al mensen. Er waren veel houtwallen en bossen in IJzerlo, de boeren hadden dit hout ook nodig voor de kachel, timmerwerk, bezems, manden en wat al niet. Veel bos- en heidegrond is in de loop van de twintigste eeuw in cultuur gebracht. (Wederom mijn opa, hij kon me nog vertellen over het gebied tussen Halle en Halle-Heide, hoe het ontgonnen werd en hoe er een weg aangelegd werd.) 

 

Het boek is van april 2004oranjever

Het is fascinerend om alle verhalen te lezen, van de boeren en de ondernemers die meegingen in de vaart der volkeren, in alle onbekommerdheid. Uiteraard was de Club van Rome al geweest, persoonlijk ben ik nooit vergeten dat ik op de tv bij opa ergens eind jaren zestig al een beeld zag van insectjes die in een akker doodgingen door het spuiten met DDT, film naar aanleiding van Rachel Carson's boek Silent Spring, persoonlijk was ik ergens halverwege de jaren zeventig al tamelijk onder de indruk dat er boeren waren, die de koeien niet meer naar buiten deden maar het gras naar binnen brachten. Maar ik had dan ook geen boerderij overgenomen, dus dan 'heb je gemakkelijk praten'. 
Ten tijde van het boek - 2004 - was er nog geen stikstofcrisis, nog geen corona quarantaine. Met de wetenschap van nu, is het des te fascinerender om alle verhalen heel exact te lezen. Welvaart. Uit willen breiden van 75 naar 100 koeien, zodat je ene zoon het bedrijf over kan nemen, zeugen die nu 25 biggen werpen jaarlijks (na de oorlog 15-16), 650 biggen mesten en een klein bedrijf zijn ('Als ze in Brabant vroegen hoeveel zeugen ik had, begon ik altijd over het weer. Met ons aantal tel je daar absoluut niet mee.' Tweede mooiste zin van het boek.) Snavels die gekapt worden, ook van scharrelkippen, niet van biokippen, jaarproductie van 12 miljoen eieren. (Tussendoor, de kippen waren het domein van mijn moeder, ze haalde twee keer daags de eieren uit, maakte ze schoon en legde ze kartonnen in de eierkisten; wekelijks werden de kisten opgehaald, 2 kisten vol misschien?). Erik Ruesink, prachtig portret van iemand die eigenlijk niet wist wat hij wilde worden, een gemengd bedrijf heeft van koeien en varkens waar dan later de Farm en Country Fair is bij gekomen. Van dit portret straalt een openheid naar de buitenwereld af, iemand die buitenlandse stagiaires op het bedrijf neemt, iemand die zegt op het eind: 'Wie weet, we zien wel wat er voor ons in het vat zit.' 

 groter

Mulder Antoon Brunsveld

die op zondag toch echt in Doetinchem moest zijn om als gelovig man twee keer naar de kerk te gaan en die dan op maandagmorgen op klompen van de Kruisberg over de Buulseheide, bij Gaanderen, naar IJzerlo terugliep, naar zijn molen. Veevoer malen. Roggebrood bakken en langzamerhand kruidenier worden. Kali, slakkenmeel en kolen verkopen, prachtig tijdsbeeld van circa midden vorige eeuw. Tenslotte dan Brunsveld Mengvoeders, die 'voer à la carte' leveren. Brunsveld bakkerij, catering, buurtsuper, familiebedrijf waarin ze elk jaar elkaar aankijken en zeggen: 'He-w d'r nog zinne an?' 

 

Smid Hoopman, knollenplukkers, Holanda, GTG.

Smid Hoopman uit Aalten die in 1912 benaderd wordt of hij niet in IJzerlo een smederij wil beginnen, want smid Hoftijzer is naar Amerika vertrokken. Als je een verhaal wilt lezen van de twintigste eeuw, lees dit verhaal. Ik vond het super om te lezen over de knollenplukker, ontwikkeld in 1958  naar idee van landbouwer Heinen. Wie weet wat knollenplukken met de hand is, die begrijpt hoeveel boeren en boerinnen blij waren met deze knollenplukker. Mijn vader heeft er samen met de buren eentje aangeschaft. Knollen werden vroeger gelijk na de oogst van de rogge ingezaaid, zodat je nog een tweede gewas op dezelfde akker kon telen. Deze knollen moesten geplukt worden voordat de vorst inviel, eind october, november. Vader en moeder gebukt langs de rijen om ze uit de grond te trekken. Mijn moeder was een gelijkmatig mens, maar knollen plukken vond ze toch wel zwaar werk. Dus ja, een knollenplukker. Ik zie de machine nog voor me. Super dus, van Hoopman in IJzerlo. De firma groeit uit tot GTG vanwege dat ze zaden 'pilleren', omhullen tot een minibolletje waarin onder andere al gewasbeschermingsmiddel is aangebracht tegen schimmels en insecten. De

 

foto's

in het boek zijn treffend gemaakt. Ze laten trotse mensen zien, zoals de medewerkers van GTG op een rij voor hun bedrijf. De Grensschutters op bladzijde 124 (met Herman Grievink die op de ouderlijke koorboerderij De Piepert al oefende op het doel: eenpepermuntje dat zijn jongere broertje vasthield tussen duim en wijsvinger), de schitterende foto op bladzijde 126 van de gekapte dames en de witgehaarde heren, allemaal keurig gezeten en staande in een boerenweiland, leden van de club 'Comité Ontwikkeling en Ontspanning' te IJzerlo, opgericht omdat ze zich nog te jong vonden om naar 't Praothuusken in Aalten te gaan. Op de volgende bladzijde de foto van het jeugdhonk Tok, super, zulke onderkomens voor de jeugd. De foto op bladzijde 112 van de peuterspeelzaalvrouwen. Wow, menig stadsouder zou jaloers zijn op de weidsheid van de plek. De foto is schitterend. De dames zijn als het ware uitgehouwen in de leegte of vormen die de leegte heeft aangenomen. En ineens zie ik ook iets anders: heej, niemand van de vrouwen draagt een rok. Ook alweer een kloof tussen onze moeders en ons. Het koor op bladzijde 100. Deze foto kan naar het museum. De zwartwitte kleding en dan het zwartwitte van de schuur. Enzovoort. De combinatie van foto's en tekst maakt het boek tot zo'n treffend tijdsbeeld. 

 

Namen.

Alleen al dit onderwerp. Johan Hoftijser van de Pakkebier woont allang elders, in het Jaopikshuus woont de familie Veerbeek terwijl dit het stamhuis van de familie Somsen is, terwijl het Somsenhuus elders staat waar nu de familie Lammers inwoont enzovoort. Dit is mij ook vertrouwd. Mijn familie is verhuisd naar De Poldert doordat 'Jan en Willemien van de Poldert' naar Drenthe verhuisden. Mijn buurmeisje was Narda van de Spiekerman, de boerderij aan de andere kant heette Stampert, dus daar woonde Bernard van de Stampert, je wist niet eens wat iemands achternaam was. Ik vind het een goed idee van de schrijver van dit boek, om wandelkaarten van de omgeving te maken met namen als 'Veerbeek route', 'Hoftijser route' enzovoort. Volgens mij kwam mijn oma van 'De Welink' en woonde haar familie op 'Het Poortstukke' enzovoort, ai, ik zou wensen dat de wereld weer zo in elkaar kwam te zitten dat boerderijnamen er toe deden. Dat elke boerderij stond voor diversiteit, voor iets speciaals. En niet dat alle kleine gemengde bedrijven verdwenen zijn en dat er enkele grote gespecialiseerden over zijn met tig dieren die in hokken opgesloten zitten tijdens hun zo kort mogelijke leven.

 

Stille getuigen

De namen in dit boek zijn eigenlijk nog stille getuigen van een wereld van honderd jaar geleden. Niet dat ik die wereld terug verlang van hard werken en weinig geld, maar nu - anno 2020 - zien we ook dat de andere wereld niet kan omdat we met ons allen een broeikaseffect hebben gemaakt, de biodiversiteit aan plantjes en diertjes terug hebben gebracht tot 15% van toen en als je je afvraagt (met Trouw, 2 juni 2020) of het nog erger kan, nog leger en schraler en armoediger? Ja. 90% van de leefgebieden voor soorten staat op het spel, 70% van de planten en dieren (die er nog zijn) en 40% van de vogels kunnen niet behouden blijven.Wij - ook ik - kinderen van de welvaartstijd - hebben met ons allen een wereld geschapen die het misschien niet eens meer redt (althans wat het voortbestaan van de diersoort mens betreft). Dit boek is een tijdsbeeld van 2004. Ergens was iedereen toen nog onbekommerd. Vooruitgang was nog heel gewoon. Maar wat is vooruitgang als het klimaat ineens te warm wordt, als er geen bijen meer zijn om gewassen te bestuiven, als er geen bomen meer zijn om - voor zover de dieren nog buiten komen - onder te schuilen, als alle leven in de grond dood zo gaat als een pier zogezegd door alle bestrijdingsmiddelen en zware machines? Maar ik dwaal af.

 

Het Dorpshuus en het zondagsschoolhuisjezondagschool

is het middelpunt van het verenigingsleven. De beheerders ten tijde van het boek zijn Jan Ooijman en zijn vrouw Annie van de Heelweg. Jan wist - voordat hij solliciteerde - niet waar IJzerlo lag. Annie wist dat heel goed want zij komt weer van Beernink van de Heurne. Prachtige foto van de beheerdersfamilie in het dorpshuis. 
De bladzijden daarna zijn ook alweer mooi. Een foto van een tanige man en zijn vrouw tussen de mais en de rogge met op de achtergrond het oude zondagsschoolgebouwtje. Je ziet deze twee mensen, en je weet al dat de jeugd onder hun leiding tot een goed godsbesef kan komen. Bij ons in Halle had je simpelweg gereformeerd en hervormd. Maar elders had je ook andere, meer bevindelijke, zeg maar geloofsgroepen zoals De Vergadering van Gelovigen, een van mijn klasgenoten op de HBS zat hierbij en zij mocht nooit de haren afknippen. Ergens bij de Slangenburg is ook zo'n zondagsschoolgebouwtje, het zou kunnen dat die allemaal begonnen zijn vanuit een soort Reveil die als een windvlaag over de Achterhoek is getrokken. Alweer een onderwerp voor een heel boek. Enfin, de namen van de clubs op bladzijde 79 zijn ook voor mij als 'gewoon Gereformeerde uit Halle' al een feest van herkenning. Wij hadden 'Wees Getrouw' (12-16 jaar) en 'Calvijn' (16 jaar en ouder). IJzerlo kende 'Want ik schaam mij het Evangelie van Chrisuts niet', 'Bidt en Werkt',  'Samuel', 'Heilig is de lente des levens' (jaja, een meisjesvereniging uit 1932). Zoals Hans de Beukelaer hier optekent uit de monden van de clubgangers, zo herken ik het ook van mijn jeugd: die clubs zijn heel belangrijk, ze zijn het wekelijks uitje, ze zijn vormend omdat iedereen om beurten een onderwerp voorbereidt, en bovendien is er het jaarlijkse kamp. 

 

Prachtig boekcolofon

al met al. Prachtig beschreven met veel details 'die het hem doen'. Compliment aan de schrijver. Het is een tijdsdocument. Het is - zonder dat er 1 moeilijk woord in staat - een antropologische studie van een gemeenschap mensen, die het leven voor zichzelf en voor elkaar zo prettig mogelijk maakt. Het is voor mijzelf - Achterhoekse boerendochter die op haar 17de weggetrokken is - ook een aangrijpende verbeelding in taal en foto's van 'het wegkijken van wat wij met ons allen - ikzelf niet uitgezonderd -  als mensensoort de aarde, de dieren en de planten aandoen'. In die zin was Dick Siebelinks vader een ziener. Dick: (zie Nestiezern Centraal bladzijde 19) De voorlichting adviseerde weliswaar uit te breiden, maar mijn vader zei altijd: 'Dat grote, dat geet neet. Dat lop zich 'n kere dood.' De vader van Dick krijgt anno 2020 gelijk uit onverwachtse hoek.  Een corifee uit de Rabobank - Herman Wijffels - is op zijn schreden teruggekeerd. Hij zegt nu : wij moeten weer re-regionaliseren, re-lokaliseren. 

 

 

Nestiezern Centraal is nog te bestellen bij Uitgeverij Fagus, IJzerlo.